dinsdag 17 februari 2009

ANALYSE

De goede man had een toekomst om wellicht de beste te worden in zijn eigen sport. Een paar jaar misschien, maar een zwabbervoet maakte een abrupt einde aan die loopbaan. Toch had het net lang genoeg geduurd om het jargon van zijn trainer zich eigen te maken en de onbegrijpelijke woordenstroom over te nemen. En zo groeide hij ergens ver weg in de Verenigde Staten uit tot een oefenmeester die zijn leerlingen liet praten met de omstandigheden. De sporters gingen onder zijn leiding in gesprek met het ijs en al de natuurlijke aanleg vervormde zo tot een wetenschappelijke benadering. Zoveel succes had hij niet, maar schijnbaar genoeg om terug te keren naar Nederland. Daar werd hij de spil van een ploeg waar jonge nog frisse en alleszins ongedwongen schaatsers in rap tempo hun spontaniteit verloren. In de tv-camera’s na verloren rondjes staan ze met bleke gezichten te vertellen waarom het lichaam niet doet wat het in trainingen en volgens de computerschema’s wel kan. Ondanks die feitelijkheid is het succes van de coach eigenlijk alleen maar te danken aan 1 uitzonderlijk talent en een enkele oprisping van 2 anderen in tijden dat de concurrenten er even geen zin in hadden. De optelsom is dan ook dat de gevierde coach zijn keel schor schreeuwt ter compensatie van alles wat hij niet kan en nooit zal kunnen. Hij is zijn zwabberniveau nooit ontstegen. Gerard Kempers is veel minder goed dan men denkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten